Archeologische prietpraat

Het Pantheon als zonnewijzer. Op 21 juni staat de lichtkring rond het midden van de dag precies voor de ingang.

Archeologen slaan nogal wat onzin uit om aandacht voor hun vondsten en theorieën te vragen. De traditie gaat terug op Schliemann, die zelden terugschrok voor een overdrijving meer of minder. Om een of andere reden zijn archeologen ermee doorgegaan. Je leert ermee leven.

De grenzen van het betamelijke worden echter royaal overschreden in dit artikel, waarin de stelling wordt verdedigd dat experts een “intrigerende theorie” hebben geopperd dat het Pantheon een zonnewijzer zou zijn. Dat is vrij algemeen bekend. Ik zou nu kunnen verwijzen naar mijn Stad in marmer, maar deze interpretatie is ook bij niet-oudheidkundigen algemeen bekend. Sla er een reisgids op na, of neem het volgende uit Harry Mulisch’ De ontdekking van de hemel (blz.712-713):

Wat had meneer Themaat toch weer gezegd? Dat [je] het Pantheon … kon zien als een afbeelding van de wereld. … Het gebouw was trouwens ook een klok – een zonnewijzer, die de tijd niet met een schaduw aanwees maar met het licht zelf. [Quinten] ging in het midden van de ruimte staan, recht onder de opening, en haalde zijn kleine kompas te voorschijn. De toegang lag precies op het noorden.

Algemeen bekend, zou ik zo zeggen. Hoe serieus kunnen we archeologen nog nemen? Mijn reacties op dit soort gezwam is de afgelopen jaren verschoven van verbazing naar verbijstering naar een diep gevoelde woede.

Deel dit: